4 Zwijgend zit Hugo tegenover Boudewijn, die met zijn hoofd in zijn handen zit. Onhandig legt Hugo een hand op zijn schouder. 'Hé, het komt wel goed.'
Boudewijn schudt zijn hoofd. 'Nee man, het is mijn woord tegen dat van haar.'
'Ik heb voor je getuigd en gezegd dat je zoiets nooit zou doen.'
'Jij bent mijn beste maat. Natuurlijk zeg je dat ik het niet gedaan heb.'
'Er waren hartstikke veel mensen in die bar vrijdag. Er zullen echt wel meer mensen zijn die jou en Debbie samen hebben gezien.'
'Die mensen ken ik niet en die kom ik ook nooit meer tegen. Ik ben echt de lul.'
We zwijgen weer. Hugo kijkt naar Boudewijn. Van de grote, stoere vent met mooie praatjes is helemaal niets meer over, hij lijkt gebroken. Halverwege het gesprek met Hendriks kwam Sophie voor het tekenen van haar contract, nadat zij weg was heeft Hugo hem teruggebeld. Hij wilde weten wat er precies gebeurd was. Hendriks vertelde Hugo dat er aangifte tegen Boudewijn is gedaan wegens verkrachting en vroeg hem naar het politiebureau te komen om een verklaring af te leggen. Boudewijn werd maandagochtend vroeg thuis opgehaald door de politie, is de hele ochtend en middag ondervraagd, er is DNA bij hem afgenomen en bij hem thuis gezocht naar DNA van Debbie. Uiteindelijk werd een proces-verbaal opgemaakt en nadat Hugo als getuige uitgebreid is ondervraagd over Boudewijn mocht hij eindelijk naar huis. Volgens Hendriks hoeft Boudewijn zich geen zorgen te maken. Dat doet hij duidelijk wel, te zien aan de blik op zijn gezicht, de donkere kringen onder zijn ogen en zijn tot vuisten gebalde handen. 'Ze vinden wel bewijs dat je onschuldig bent, maat,' zegt Hugo.
'Hoe dan?' vraagt Boudewijn met schorre stem.
‘Dat weet ik niet, maar ik weet zeker dat het goed komt. Ze hebben niets.'
Hugo verlaat het huis van Boudewijn, snuift welkom de frisse buitenlucht op. In gedachten rijdt hij naar huis. Hoe kan dit nu in godsnaam gebeurd zijn? Boudewijn is geen verkrachter. Hugo staat niet achter de keus van Boudewijn om elk weekend een ander meisje mee naar huis te nemen, maar hij zou nooit iets tegen de zin van dat meisje doen. Het is zelfs een keer voorgekomen dat een meisje zich op het moment suprême bedacht en liever naar huis wilde, waarna hij haar direct weg heeft laten gaan. Ze moet er volledig achter staan wil hij ermee doorgaan. Daarom weet Hugo zeker, en durft hij met zijn hand op zijn hart en als het moet in de rechtszaal op de bijbel te zweren, dat Boudewijn onschuldig is. De volgende dag is Hugo vroeg bij de autodealer om zijn nieuwe auto, die eindelijk op naam is gezet, daar op te halen. Vanaf daar rijdt hij direct naar kantoor. Hij neemt een kop koffie, werkt een aantal binnengekomen e-mails weg en vraagt Jill een aantal zaken van hem over te nemen. Op internet zoekt hij naar manieren waarop hij Boudewijns onschuld kan aantonen. Hij vindt erg veel informatie, maar te vaag om er iets mee te kunnen. Van makelaardij en het verkopen van huizen en bedrijfspanden weet hij natuurlijk zo goed als alles, dit is een compleet ander vakgebied waar hij weinig kaas van heeft gegeten. Vermoeid stapt hij 's avonds in de auto. Hij besluit langs AJ's te rijden, de bar waar ze die vrijdagavond waren. Wie weet vindt hij daar iemand die iets weet of gezien heeft wat de verklaring van Debbie zou kunnen ontkrachten. AJ's is dicht, wat eigenlijk wel gebruikelijk is voor een dinsdag. Hugo checkt de openingstijden, de bar is woensdag tot en met zondag geopend vanaf vier uur 's middags. De dag erna stapt hij vlak na openingstijd naar binnen. Hij herkent de barman van afgelopen vrijdag en stapt op hem af. 'Wilt u wat drinken?' vraagt hij beleefd. 'Ja, doe maar een tonic,' zegt Hugo. 'Ik heb ook nog een vraag aan je over afgelopen vrijdag.'
De barman zet de tonic voor Hugo neer en kijkt hem vragend aan. 'Kun je je herinneren dat ik hier vrijdag was?'
'Nee, sorry. Het was vreselijk druk zoals u wel gemerkt heeft, ik heb zoveel mensen voorbij zien komen die avond.'
Hugo knikt begrijpend, dat zat er wel in inderdaad. 'Je hebt dan zeker ook geen zoenend stelletje hier aan de bar zien staan?' probeert hij nog. 'Daar waren er ook wel meer van,' lacht de barman. Hugo bedankt hem voor zijn tijd, drinkt zijn glas leeg en rijdt terug naar kantoor. Boudewijn belt af en toe om te vertellen hoe het met hem gaat. Het is goed aan hem te merken hoe zwaar hij het heeft. Hij heeft moeite zijn tranen te bedwingen als hij praat. Hugo vertelt hem dat hij naar de bar is geweest om daar te vragen of iemand zich hen herinnert, maar dat dat helaas op niets uitliep. Het is even stil. Dan praat Boudewijn weer. 'Dank je wel, maat. Ik ben blij dat ik jou heb.'
'Geen probleem, alles om je onschuld te bewijzen. Ik weet dat je het niet gedaan hebt.'
Ze beëindigen het gesprek. De rest van de week stort Hugo zich op zijn werk, gelukkig heeft hij daardoor veel afleiding. Hij zorgt dat het kantoor waar Sophie komt te werken klaar is, zodat ze maandag direct kan beginnen. De ICT'er maakt een profiel aan voor Sophie waarmee ze in kan loggen in de programma's waar op kantoor mee wordt gewerkt. Het weekend gaat snel voorbij. Normaal zou Hugo met Boudewijn ergens wat gaan drinken, maar hij heeft daar op dit moment niet bepaald behoefte aan, wat Hugo volledig begrijpt. Hugo ziet het niet zitten alleen te gaan, maar wil ook niet alleen thuiszitten, dus besluit hij zelf weer eens boodschappen te halen in plaats van ze te laten bezorgen, hij wandelt een stuk in het bos en eet wat in zijn favoriete restaurant. Zonder gezelschap eten is ook niet erg gezellig, maar hier is hij in ieder geval onder de mensen.
Maandagochtend zorgt Hugo dat hij ruim op tijd op kantoor is. Sophie had blijkbaar dezelfde gedachte, want al om kwart over acht stapt ze binnen. Jill is er nog niet, dus Hugo staat gelijk op om Sophie te begroeten. 'Je bent vroeg,' merkt Hugo op. Ze glimlacht een beetje onzeker. Er lijkt iets anders aan haar dan de vorige keer dat Hugo haar zag, wat het precies is weet hij niet. Ze drinken samen een kop koffie voor Hugo begint met het uitleggen van de werkzaamheden. Ze pikt alles snel op, vraagt hem het hemd van het lijf en dubbelcheckt nog een keer als ze iets niet zeker weet. Tussendoor praten ze over van alles en nog wat, lachen om flauwe grapjes en halen ze herinneringen op aan de concerten waar ze blijkbaar allebei naartoe zijn geweest. De dag vliegt voorbij. Voor Sophie naar huis gaat spreekt Hugo haar nog even aan. 'Hoe ging het vandaag?'
'Wel goed. Ik heb een hoop te verwerken thuis,' lacht ze. De glans in haar ogen, die Hugo die ochtend miste, is terug. Ze kijkt hem vragend aan. 'Hoe vond jij dat het ging?'
'Ik ben heel tevreden over vandaag. Je pikt dingen snel op, je vraagt genoeg. Ik denk dat het wel goedkomt met jou hier.'
'Gelukkig.' Ze lacht weer, met haar groene ogen kijkt ze hem recht aan.
'Ik ga ervandoor. Tot morgen.'
'Tot morgen,' zegt Hugo. Ze verdwijnt uit het zicht. Met bonkend hart zit hij achter zijn bureau. Niet goed. De manier waarop ze hem aankeek deed iets met hem, ergens vanbinnen. Hugo herpakt zich, focust op de dossiers die voor hem op zijn bureau liggen. Het kan niet. Het mag niet. En belangrijker nog: hij wil het niet. Hij werkt nog wat aan een aantal dossiers, voor hij het weet is het na achten. Genoeg geweest. Hij sluit af en gaat naar huis. De volgende dag zit Hugo bij Sophie op de kamer het een en ander uit te leggen als zijn telefoon gaat. Hugo excuseert zich naar Sophie en neemt op. Het is Boudewijn, hij vraagt Hugo of hij 's avonds bij hem komt eten, hij wil met hem praten over alles wat er de afgelopen dagen gebeurd is en het onderzoek dat nog loopt. Hugo belooft Boudewijn die avond naar hem toe te komen en beëindigt het gesprek. 'Sorry, dat was belangrijk,' zegt hij tegen Sophie. 'Maakt niet uit. Alles oké?' vraagt Sophie.
'Ja, voorlopig wel.'
Hugo legt een dossier van een woning die in de verkoop gaat bij haar neer en vraagt haar het door te nemen. Wanneer ze klaar is mag ze hem roepen, zodat ze alle gegevens in het online programma kunnen zetten en de woning online kan. In de tussentijd haalt Hugo koffie, plant hij wat afspraken voor Sophie in met Bram, een van de andere makelaars, en pleegt hij wat telefoontjes. Na een klein uurtje komt Sophie naar Hugo toe. 'Ik ben zover.' Hugo begeleidt haar door het programma heen, blijkbaar heeft ze gisteren goed opgelet toen hij het haar voor de eerste keer uitlegde, want ze gaat er als een speer doorheen. 'Ik hoef helemaal niet meer naast je te zitten,' zegt hij tevreden. Ze lacht verlegen. 'Zou je de rest van de dossiers ook willen doen? Mocht je ergens onverhoopt op vastlopen mag je me natuurlijk altijd om hulp vragen.'
Ze komt Hugo twee keer iets vragen, verder doet ze alles zelfstandig. Hij begint er steeds meer van overtuigd te raken dat hij haar onderschat heeft, dat ze beter is dan haar CV liet blijken en ze zich inderdaad, zoals ze tijdens het tweede gesprek zei, gelijk ergens in vastbijt. Haar aannemen lijkt toch de beste keuze te zijn geweest. Hugo besluit vandaag op tijd te stoppen, belt Boudewijn met de vraag wat hij wil eten en spreekt met hem af dat hij Chinees haalt en naar hem toe komt. Sophie kijkt op als hij haar kamer binnenkomt. 'Ga je al naar huis?' vraagt ze. Hugo knikt. 'Mijn beste vriend heeft net een paar zware dagen achter de rug, we gaan samen wat eten.'
'Wat rot voor hem. Fijn dat jij er voor hem bent.' Ze glimlacht naar hem. Hij voelt zijn hart overslaan, maar negeert het. Althans, dat probeert hij. 'Blijf niet te lang zitten, hè?' zegt hij quasi nonchalant met een knipoog. Ze schudt haar hoofd. 'Ik ga ook zo weg.'
'Goedzo. Ik zie je morgen.' Hij steekt zijn hand op naar haar en haast zich naar zijn auto. In de auto haalt hij diep adem, slaat dan met vlakke hand op het stuur. 'Verdomme!' roept hij uit pure frustratie. Ze werkt twee dagen bij hem, hoeft hem maar aan te kijken en brengt hem volledig van zijn stuk. Hoe harder hij zich ertegen verzet, hoe erger het lijkt te worden. Hij kan het onmogelijk toelaten, geen enkele vrouw mag hem ooit nog pijn doen. Om te voorkomen dat dat gebeurt wil hij nooit, maar dan ook nooit meer een vrouw in zijn leven. Hij wil geen vrouw meer liefhebben, nooit meer hoteldebotel zijn van iemand, zijn hart nooit meer openstellen. Hugo negeert het stemmetje in zijn hoofd dat zeurend tegen hem praat:
ze is toch knap, en lief, ze heeft hetzelfde gevoel voor humor als jij, qua muziek zitten jullie op dezelfde golflengte.Hij schudt wild zijn hoofd. Nee. Nee. Nee. Bovendien heeft zij een vriend en ziet ze hem puur als haar werkgever, wat ook logisch is. Zo moet hij haar ook zien: ze werkt voor hem, klaar. Hij start de auto en rijdt naar de Chinees. Met een tas vol eten stapt Hugo bij Boudewijn binnen. Hij ziet er slecht uit. Ongeschoren, rood doorlopen ogen, een walm van alcohol hangt om hem heen. 'Je ziet er beroerd uit, kerel,' zegt Hugo.
'Bedankt maat, ik ben ook blij om jou te zien.' Boudewijn staat toe dat Hugo hem even vastpakt en slaat hem op zijn rug. 'Kom. Eten, ouwe,' zegt hij dan. Hugo stalt alles uit op tafel. 'Verwacht je nog meer mensen?' Boudewijn kijkt hoofdschuddend naar de grote hoeveelheid eten. Tot zijn opluchting ziet Hugo een kleine lach om zijn mond. Ze scheppen hun eten op en eten in stilte. Halverwege de maaltijd begint Boudewijn te praten. 'Ik snap er nog steeds helemaal niks van, man. Ze kon niet wachten met me mee naar huis te gaan, voor we binnen waren had ze m'n broek al open.'
Hugo is er niet helemaal van overtuigd dat hij heel erg zit te wachten op alle details van die bewuste nacht, maar hij vindt het allang fijn dat Boudewijn erover wil praten. 'Ze veranderde in een seksbeest, nam volledig het voortouw. Ik vond het prima, geweldig dat een vrouw de leiding neemt. Normaal laat ik ze alle hoeken van de kamer zien, ik kan je vertellen dat ík ze dit keer zag. Ze deed alles met me, ik geloof dat we alle mogelijke standjes hebben gedaan. Tot dat moment was alles oké. Nou ja, we waren klaar, ze kreeg een appje binnen, verdween naar de badkamer waar ik haar hoorde bellen. Ineens kwam ze naar buiten stormen en zei dat ze weg moest. Prima, liever zo dan dat ze achter me aan blijft lopen en meer verwacht, ik zit niet te wachten op dat soort ellende. De volgende dag kwam er een of andere kerel aan de deur, wat ik met zijn vriendin had uitgevreten. Wist ik veel over wie hij het had, dat is dan weer een nadeel van al die verschillende vrouwen.' Hij snuift even, alsof hij zich ervan bewust is dat elke week een andere vrouw ook weer niet echt goed voor zijn imago is. 'Anyway, ik vroeg wie zijn vriendin was. Hij gaf geen antwoord, zei alleen dat ik er spijt van zou krijgen van wat ik met haar had gedaan. Ik heb de deur dicht gesmeten, had echt geen zin in dat gezeik. Ik nam gezien de timing aan dat hij het over Debbie had, maar ja, dat zij een vriend heeft en dat niet tegen mij zegt is niet mijn probleem.'
Hugo knikt, daar kan hij nog wel inkomen. 'Nou ja, en maandagochtend om iets over zes stond de politie voor de deur. Ze zeiden dat ik werd aangehouden omdat ik verdacht werd van een zedendelict. Ik heb gezegd dat ik van niets wist, dat ik niets verkeerd had gedaan, maar ik moest per se mee naar het bureau. De rest van het verhaal ken je.'
Hugo kauwt op een stuk babi pangang en maakt een bevestigend geluid. 'Klote man,' zegt hij zodra zijn mond leeg is. 'Het klinkt alsof ze een nachtje goed van bil wilde, haar vriendje erachter kwam en zij vervolgens verzon dat je haar verkracht hebt.'
'Zei ik ook al tegen Hendriks. Hij vindt dat ook een aannemelijk verhaal, maar ja, hoe toon je dat aan?'
Hugo haalt zijn schouders op. Het is nog steeds zijn woord tegen dat van haar. 'Hoe gaat het nu verder?'
Boudewijn neemt een slok bier. 'Geen idee. Ik mocht naar huis in afwachting van de resultaten van het onderzoek. Dat kan nog wel even duren, maar ik kan je vertellen dat ik tot die tijd, of misschien nog wel langer, mijn buik vol heb van het vrouwelijk volk.'
Hugo grinnikt. 'Dat ik dat nog eens uit jouw mond mag horen.'
'Ja, dat is meer jouw ding, hè? Hoe is het met dat stuk op kantoor?'
Hugo probeert zijn gezicht in de plooi te houden, helaas kent Boudewijn hem langer dan vandaag. 'Verdomd als het niet waar is, je valt voor haar. Heb ik gelijk?'
'Absoluut niet.'
'Lul niet, man. De laatste keer dat ik je zo zag kijken was toen …'
'Ja, daar wil ik het ook niet over hebben,' zegt Hugo kortaf.
'Huug, het is nu jaren geleden. Wordt het niet tijd dat je doorgaat met je leven?'
'Ik ga alweer een hele tijd door met mijn leven.'
'Je weet wat ik bedoel.'
'Laat het gaan, Boudewijn. Je weet hoe ik erover denk.'
Hij slaakt een diepe zucht. 'Ik weet dat ik een lul ben wat vrouwen betreft, maar jij … jij bent in staat een vrouw lief te hebben, jij hebt iets te bieden. Ze zijn niet allemaal net als …'
'Niet zeggen. Ik wil er niet over praten.'
'Verdomme, doe niet zo stronteigenwijs, man. Ze is onderdeel van je leven geweest, dat kun je niet negeren.'
‘Ik wil het vergeten, Boudewijn.'
'Ik weet het, kerel. Ik weet het.'
Ze zwijgen allebei, Boudewijn verdeelt het overgebleven eten in bakjes en zet ze in de vriezer. Peinzend drinkt Hugo een biertje. Na het bier volgt een glas whisky, en daarna nog een. 'Ik slaap wel op de bank,' zegt hij tegen Boudewijn. 'Geen probleem, maat,' antwoordt hij. Om half elf verdwijnt Boudewijn naar zijn slaapkamer, vanuit de woonkamer hoort Hugo hem snurken. Hijzelf ligt de hele nacht wakker. Rond half zeven is hij het zat. Hij staat op van de bank en verlaat zachtjes het appartement. Thuis neemt hij een frisse douche, trekt schone kleren aan en gaat gelijk door naar kantoor. Het is doodstil, wat natuurlijk niet gek is op dit tijdstip. Om kwart over acht stapt Sophie binnen. Ze begroet Hugo enthousiast. 'Goedemorgen! Wil je koffie?'
'Doe maar cappuccino.'
Ze komt terug met twee koppen cappuccino. 'Je ziet eruit of je niet hebt geslapen,' merkt ze op. Hugo wrijft over zijn gezicht. 'Is het zo duidelijk?'
'Ja. Sorry, ik bedoelde het niet vervelend,' verontschuldigt ze zich. 'Zo kwam het ook niet over,' stelt hij haar gerust. Ze kijkt hem even onderzoekend aan, draait zich dan om en gaat naar haar kamer.
De weken vliegen voorbij. Sophie loopt een paar dagen mee met Bram, gaat met hem mee naar de bezichtiging van een woning en naar de opname van een woning die in de verkoop gaat. Verder doet ze alle werkzaamheden die Hugo haar heeft uitgelegd volledig zelfstandig, waardoor Hugo weer tijd heeft om de dingen te doen waar hij eerder niet aan toekwam. Hij loopt al zijn afspraken af, doet een poging wat slaap in te halen als hij niet aan het werk is en zoekt, om niet alleen thuis te hoeven zijn, afleiding bij Boudewijn, in de kroeg of, zoals nu, in de tapasbar. Het lege huis en de momenten dat hij er alleen is zorgen ervoor dat hij maar blijft malen, na blijft denken over wat hij had kunnen doen om het niet zo te laten eindigen, op die ene bloedhete dag eind augustus. Het ene moment was alles goed, het andere moment voelde het of zijn hart eruit werd gerukt en vervolgens werd vertrapt. De datum komt met rasse schreden dichterbij, dit jaar is het vijf jaar geleden. In de vijf jaar die voorbij zijn gegaan heeft Hugo het huis verkocht, alles wat ook maar herinneringen kon oproepen weggegooid of weggegeven, eigenlijk heeft hij alles van zijn leven zoals het toen was uitgewist, is hij opnieuw begonnen, voor zover dat kon. De datum waarop hij alles kwijtraakte staat in zijn geheugen gegrift, gebrand zelfs. Hij probeert die dag elk jaar weer te negeren, te doen of de dag er net zo een is als alle andere dagen, maar elk jaar weer verandert hij in een wrak. Elk jaar ziet hij weer voor zich hoe ze lagen, elk jaar doet het weer pijn. Hij neemt een grote slok van zijn whisky en bestelt er nog een. 'Wilt u ook nog iets eten?' vraagt de serveerster. 'Nee, dank je,' zegt hij. 'Ik wil nog wel een koffie, en de rekening alsjeblieft.'
'Natuurlijk.'
Het duurt even voor ze terugkomt. Hugo kijkt naar twee medewerkers in de keuken. Ze flirten duidelijk met elkaar, het zou hem niets verbazen als ze een stelletje zijn. Zij fluistert hem iets in zijn oor, hij speelt wat met haar haar. Zijn vrije hand ligt losjes op haar heup. Ze vinden elkaar in ieder geval leuk. Hugo kan hun gezichtsuitdrukking niet zien, ze staan met hun rug naar hem toe, maar hun lichaamstaal zegt genoeg. Hugo wendt zijn blik even af, zijn koffie wordt voor hem neergezet. Hij bedankt de serveerster vriendelijk en kijkt weer naar de verliefde medewerkers. Het meisje draait zich even om naar haar collega die Hugo zojuist de koffie bracht, hij vangt een glimp op van haar gezicht. Het meisje komt hem bekend voor. Voor Hugo heeft kunnen bedenken waar hij haar eerder heeft gezien draait ze zich weer terug naar de jongeman naast haar. Hij geeft haar speels een tik tegen haar billen voor hij in de keuken verdwijnt. Hugo neem aan dat hij een van de koks is. Het meisje pakt haar tas en loopt naar de deur om weg te gaan, vermoedelijk is ze klaar met werken. In het voorbijgaan kijkt ze Hugo aan. Ineens weet hij waar hij haar van kent. Het is Debbie. Zonder na te denken staat hij op en volgt haar naar buiten. 'Debbie!' roept Hugo. Ze kijkt om. 'Ken ik jou?' vraagt ze, duidelijk geïrriteerd.
'Nee. Maar je kent mijn vriend Boudewijn wel.'
Hugo ziet haar schrikken. 'Ik mag het niet over hem hebben.'
'Mag dat niet of wil je dat niet?'
'Mijn advocaat zei …' begint ze.
'Het kan me niet schelen wat je advocaat zei. Weet je dat het doen van een valse aangifte strafbaar is?'
'Wat weet jij er nou van? Je was er niet bij.' Haar ogen vlammen, ik zie dat ze boos is.
'Ik was er wel bij in de bar. Je stond Boudewijn op te geilen, wilde maar al te graag met hem mee naar huis en ineens heeft hij je verkracht? Wat is er gebeurd? Kwam je vriendje erachter?'
Ze opent haar mond om iets te zeggen, maar Hugo is haar voor. 'Zal ik hem eens vertellen hoe de vork echt in de steel zit? Hij staat in de keuken, toch?'
Ze kijkt hem alleen maar aan, alsof ze bedenkt wat ze nu tegen hem moet zeggen.
'Nou? Zeg jij het, of zeg ik het?'
'Er valt niks te zeggen. Het is precies gebeurd zoals ik zei.'
'De waarheid komt sowieso boven tafel, Debbie,' zegt Hugo.
'Dat weet ik. Je komt er dan wel achter dat mijn verhaal de enige waarheid is.' Met die woorden draait ze zich om en maakt ze zich uit de voeten. Terug in het restaurant betaalt Hugo de rekening, waarna hij besluit naar huis te gaan. Onderweg belt hij Boudewijn en vertelt hem over de confrontatie met Debbie. 'Dat had je niet hoeven doen,' zegt Boudewijn na zijn verhaal te hebben aangehoord. 'Sterker nog, ik denk dat het heel stom van je was. Straks raak jij er ook nog door in de problemen.'
'Dat zien we dan wel. Maak je geen zorgen, het komt wel goed.'
Ze beëindigen het gesprek. Hugo parkeert zijn auto in de garage onder het appartementencomplex. Voor hij de lift in stapt haalt hij de post uit de brievenbus. Onderweg naar boven gaat hij door de stapel heen. Rekeningen, reclame en een brief. Het zwierige handschrift op de envelop herkent hij uit duizenden en bezorgt hem hartkloppingen. Hij had kunnen weten dat ze weer zouden schrijven, hij was er nu alleen nog niet op berekend. In zijn appartement gooit hij alle post, inclusief de brief, ongeopend op tafel. Hij kan het niet opbrengen het nu te lezen.
Laatst gewijzigd door
Giselle op 14 Okt 2021 10:55, in totaal 2 keer gewijzigd.