1. U koopt voor €2,49 een pak met 30 koffiepads. Wat kost een één koffiepad?

2. Eén CD kost € 6,95. Wat betaalt u voor een CD als u gebruik maakt van de actie 3 halen en 2 betalen?

3. U koopt 3 Dvd’s voor € 25,- Wat kost één DVD?

4. In jaar tijd heeft u €420,- aan motorrijtuigenbelasting betaald en 18.560 k gereden. Wat betaald u per aan motorrijtuigenbelasting?

5. U huur een bestelauto voor een verhuizing. De huur is €70,- per dag plus €4,50 assurantiekosten. Aan het einde van de dag wordt de auto afgetankt voor €49,68. Op die dag reed u 349 km. Wat heeft u uiteindelijk per kilometer moeten betalen?

6. U betaald afgelopen jaar voor waterverbruik €85,92. D vaste vergoeding bedroeg €45,- en aan belasting op het leidingwater werd €12,56 in rekening gebracht. Uw verbruik was 81 m3. Wat betaald u uiteindelijk per m3 water

7. U bent voor 12 dagen op vakantie gegaan. Het appartement kostte u €42,50 per dag. Aan boodschappen was u €275,98 kwijt, aan extra uitgaven €312,07 en aan benzine €151,23. Wat heeft deze vakantie u per dag gekost?

8. Bij het berekenen van de kostprijs hanteert een handelaar de volgende afronding van bedragen artikelen met een prijs tussen de €10,- rondt hij af op 5 cent naar beneden ; artikelen met een prijs met een prijs tussen de €10,- en €50,- rondt hij af op 25 cent naar boven en artikelen met een prijs van €50,- of meer rondt hij af op 50 cent naar boven?

€5,89
€49,78
€32,15
€52,49
€11,26
€2,04
€0,99
€46,70