Kindboete
Traditionele opvattingen zitten het inkomen van moeders in de weg
Kindboete
Opvattingen over wie voor de kinderen zorgt, zijn bepalender voor de inkomensdaling van moeders dan beschikbaarheid van kinderopvang. Dat stelt het CPB in een nieuwe studie.
Ten opzichte van vrouwen die geen kind(eren) krijgen, daalt het inkomen van moeders tot zeven jaar na de geboorte van hun eerste kind met 46 procent.
Ten opzichte van vrouwen die geen kind(eren) krijgen, daalt het inkomen van moeders tot zeven jaar na de geboorte van hun eerste kind met 46 procent.
Een kindboete, zo wordt het door academici wel genoemd. Het Centraal Planbureau (CPB) kiest liever een wat neutralere term om te beschrijven wat er gebeurt met het inkomen van vrouwen zodra ze hun eerste kind krijgen: dat daalt.
En fors ook. Ten opzichte van vrouwen die géén kind(eren) krijgen, daalt het inkomen van moeders tot zeven jaar na de geboorte van hun eerste kind met 46 procent. Op het inkomen van mannen heeft de geboorte van hun kind juist nauwelijks effect. Een inkomensverschil tussen mannen met en zonder kinderen is er nauwelijks. Dat percentage ligt rond de nul.
Belangrijkste oorzaak van de inkomensdaling onder vrouwen is dat zij veel minder uren gaan werken als ze kinderen krijgen. Mannen daarentegen gaan nauwelijks minder werken zodra ze vader worden. Het CPB heeft nu op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur Wetenschap onderzocht hoe die grote inkomensdaling verder te verklaren is. Ja, vrouwen gaan dus minder werken – maar wat ligt daar dan weer aan ten grondslag?
Donderdagochtend publiceert het planbureau de resultaten. Volgens Egbert Jongen, programmaleider arbeid bij het CPB, is het belangrijk dat vrouwen en mannen „beseffen” dat een groot inkomensverschil ontstaat zodra ze ouders worden. Helemaal omdat tegenwoordig „een deel van de relaties in een scheiding eindigt”. Veel vrouwen blijken na een scheiding vervolgens financieel niet op eigen benen te kunnen staan. Bijna een derde van de vrouwen in Nederland is momenteel niet economisch zelfstandig. Dat aandeel is onder mannen lager: van hen kan minder dan 20 procent de eigen boontjes niet doppen.
Kind op de crèche? Meer inkomen
Anders dan het woord kindboete misschien suggereert, is de inkomensdaling onder moeders het gevolg van keuzes die ouders zélf hebben gemaakt. Zoals wie er minder gaat werken, moeder of vader, en wie de meeste zorgtaken thuis op zich neemt. De vraag is dan ook vooral binnen welke maatschappelijke context die keuzes worden gemaakt, en welke rol overheidsbeleid daarin heeft. Dat probeert het CPB in de nieuwe studie te schetsen. Het planbureau keek naar zowel de beschikbaarheid van kinderopvang als heersende sociale opvattingen.
Eerst die kinderopvang. In 2005 kwam er nieuw overheidsbeleid voor de kinderopvang, zo werd onder meer de kinderopvangtoeslag verhoogd. Daardoor groeide in verschillende gemeentes het aantal plekken op de kinderopvang. In gemeenten waarin dat inderdaad gebeurde, zag het CPB het inkomensverlies van moeders afnemen. In steden of dorpen waar er vrijwel geen plekken bijkwamen, bleef ook de inkomensdaling van moeders gelijk.
Dat lijkt, in andere woorden, te suggereren dat als ouders hun kind naar de opvang kunnen brengen, moeders meer werken en minder inkomen inleveren. Het CPB berekende dat moeders tot 6,5 procent minder inkomen verloren door die verbeterde toegang tot kinderopvang. Jongen: „Dat is dus een positief effect op het inkomen van moeders, maar het is wel beperkt. Het laat een groot deel van de inkomensdaling onverklaard.”
Traditionele opvattingen
Waarschijnlijk spelen opvattingen over wie verantwoordelijk is voor de zorg voor kinderen een belangrijkere rol, zegt het CPB. Om dat te staven, keek het planbureau naar verschillende groepen ouders.
Bijvoorbeeld naar twee moeders die samen een kind hebben. Bij die koppels leveren beide vrouwen aan inkomen in zodra ze een kind krijgen, maar een stuk minder dan vrouwen die een kind opvoeden met een man. Onder gelovige moeders is de ‘kindboete’ over het algemeen weer hoger. In religieuze gemeenten – plaatsen waar inwoners regelmatig naar de kerk of moskee gaan – leveren moeders fors meer inkomen in dan in niet-religieuze gemeenten.
Het CPB keek ook naar twee verschillende groepen met een migratie-achtergrond. Onder vrouwen met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond nam het inkomen niet zoveel af. Zij blijven, ook als ze kinderen krijgen, relatief veel uren werken. Vrouwen met een Turkse of een Marokkaanse achtergrond leveren juist meer inkomen in met de komst van kinderen. Zij stoppen vaker helemaal met werken.
Het CPB controleerde binnen en tussen al die groepen of het opleidingsniveau van moeders nog een rol speelde. Maar of ze nu hoog- of laagopgeleid zijn: allemaal leveren ze aan inkomen in.
Overigens is dit geen uitsluitend Nederlands fenomeen. Ook in andere landen verliezen vrouwen die moeder worden aan inkomen. Scandinavische moeders over het algemeen minder dan Nederlandse: in Denemarken en Zweden daalde het inkomen met respectievelijk 22 en 30 procent. Maar in Oostenrijk en Duitsland is de inkomensdaling juist weer hoger: respectievelijk 50 en 60 procent. Vermoedelijk omdat moeders daar sneller helemaal (tijdelijk) stoppen met werken.
Zo heeft de Nederlandse deeltijdcultuur dus een gunstig – moeders blijven wel werken - én een nadelig effect – het is dé reden dat moeders aan inkomen inleveren.