IK denk dat dit voorbeeld meer voor je doet:
http://www.wintoets.nl/help40/060%20intro_ritwaarde.htmDe Rit-waarde van vraag x wordt als volgt berekend:
Uitgaande van 10 leerlingen:
- p(x) = p-waarde van vraag, x = gemiddelde score op vraag x. Wanneer 2 van de 10 leerlingen vraag 1 goed gemaakt hebben is p(1)= dus 0,2.
- p(x) zegt iets over de moeilijkheidsgraad van vraag x.
- pg(x) = de gemiddelde eindscore van de leerlingen die vraag x goed beantwoord hebben.
Wanneer bijvoorbeeld vraag 1 door slechts 2 van de 10 leerlingen goed is gemaakt en deze 2 leerlingen hebben als eindscores resp. een 8,5 en een 9,5 dan is pg(1) dus 9.
- p = de gemiddelde eindscore van alle leerlingen. Dit is bijvoorbeeld een 6.
- (pg(x)-p)/p zegt iets over het discriminerend vermogen van een vraag, dat wil zeggen of de vraag goed is gemaakt door de gemiddeld betere leerlingen (hetgeen een positieve correlatie betekent) of dat hij juist goed gemaakt is door de gemiddeld slechtere leerlingen (hetgeen een negatieve correlatie oplevert).
Door p(x) te vermenigvuldigen met (pg(x)-p)/p krijgt u de correlatie van een vraag: r(x) = p(x) . (pg(x)-p)/p
Met bovenstaand voorbeeld voor vraag 1 levert dat dus het volgende op:
r(1) = p(1) . (pg(1)-p)/p
= 0,2 . (9-6)/6
= 0,2 . 3/6
= 0,1
- Dat de vraag door slechts 2 van de 10 leerlingen goed gemaakt is, heeft tot gevolg dat de Rit-waarde slechts weinig boven de 0 uitkomt.
- Een vraag die door geen enkele leerling goed gemaakt wordt of juist door alle leerlingen goed gemaakt wordt, heeft altijd een correlatie 0.
Overigens is op dezelfde manier ook de correlatie van een cursist te berekenen. Een negatieve correlatie betekent in dat geval dat de cursist de moeilijker vragen juist beter en de gemakkelijker vragen juist slechter heeft gemaakt dan de andere leerlingen..