Reisverslag Myanmar
Hierbij het reisverslag van mijn reis naar Myanmar, voor wie het leuk vindt om te lezen. Ik kan namelijk wel een hele hoop foto's plaatsen, maar die vertellen slechts een deel van het verhaal. Het is een gigantisch verhaal, maar ik hoop dat er mensen zijn die het de moeite vinden om te lezen. Ik heb er voor gekozen om telkens van elke bestemming een introductie te schrijven met wat achtergrond informatie en een korte samenvatting van onze activiteiten daar. Deze vul ik aan met foto's tussendoor; immers, het is geen geschiedenisles, maar een leuk reisverslag. Ik zal ook zowel mooie fotografische foto's, als de leuke kiekjes van onszelf plaatsen. Daarnaast vertel ik her en der wat losse herinneren (cursief geschreven), anekdotes als je ze zo wilt noemen, die het verhaal compleet maken. Het was echt een bijzondere reis, dus hoop dat ik jullie zo een klein kijkje kan geven in wat we allemaal beleefd hebben!
Yangon
Yangon is de hoofdstad van Myanmar. Eigenlijk klopt dit niet, want Naypyidaw is de officiele hoofdstad volgens het militaire regime, maar de Europese Unie en Verenigde Staten erkennen deze stad niet en beschouwen Yangon nog steeds als de Birmese hoofdstad. Birmees, zeg ik, want Myanmar is het oude Birma. Ooit een Britse kolonie, wat nog veel in het oude centrum van Yangon (destijds Rangoon genoemd) terug te vinden is. Nou ben ik gek op oude koloniale gebouwen, en dan zeker wanneer ze nog zo vervallen zijn. Een kleine mind-twitch van mij misschien, maar ik vind het daarom een erg interessant straatbeeld geven.
Met zeven kilo aan foto apparatuur op onze rug lopen we door de warme stad. Overal is wat te zien, de mensen zwermen om me heen. Rechts van me loopt een klein nonnetje; roze gewaad aan en kaal koppie. Ze is vast niet ouder dan een jaar of tien. Links van me zit een straatverkoper op de stoep. Hij verkoopt betelnoot: stukjes noot met tabak gemengd en verpakt in een betelblad. Dit zijn de sigaretten van Birma, en geeft rode, rottende tanden aan de mensen. Ze spugen het blad telkens uit en de straat ligt vol met rode vlekken. Ik moet goed op mijn voeten passen, want de straat zit ook vol met gaten. Dat de riksja's er over heen kunnen fietsen verbaast me! Mijn eerste indruk van de stad doet haast Indiaas aan. Al die mensen die op straat leven, het is een chaos. Maar wel een mooie chaos en ik kijk mijn ogen uit.
In Yangon bezoeken we meerdere pagodes, waaronder de Sule Pagode. Is het nou een rotonde of een heilige bidplaats? Zodra we daar binnen komen, spreekt een jongen ons aan. Hij is student aan de University of Yangon, en voor we het weten vertelt ie vol geuren en kleuren over zijn geloof: Het Boeddhisme. Nou weet ik daar nog weinig vanaf, en hoewel we weten dat hij straks om geld gaat vragen, laten we hem ons toch rondleiden. Hij vertelt dat de week acht dagen heeft, en dat ik op de woensdagavond geboren ben en daarom het teken van de 'Olifant zonder Slagtanden' draag. De pagode bestaat ook uit acht hoeken, en ik mag water schenken over de Boeddha die bij de hoek van woensdagavond hoort. Uiteraard moet ik daarna ook de bel luiden. Als hij aan het einde van zijn uitleg is gekomen, vertelt hij ons dat zijn moeder erg ziek is. Ze heeft tuberculose én diabetes. Of we alsjeblieft iets willen geven. Uiteraard waren we dat allang van plan, alleen jammer dat hij er zo'n verhaal om heen verzint. Maar we bedanken hem vriendelijk (cei zu tin ba de) en na deze rotonde vol rust en kalmte, vervolgen we onze weg door de drukke stad.
Naast de Sule Pagode, hebben we ook de Shwedagon Pagode bekeken, éen van 's werelds mooiste en grootste pagodes. Wat een hoop goud (de top is bekleed met gouden plakaten), en dat in zo'n arm land, denk ik onverhoopt. Hoewel de Shwedagon Pagode uiteraard mooi is, voelt het voor mij minder indrukwekkend dan het echte straatbeeld aanschouwen. Onze gids neemt ons mee door de sloppenwijk van de stad, en we krijgen de kans om eten aan jonge monniken te doneren. Ook eten we Mohinga, een vissoep die als ontbijt gegeten wordt. Ik vind het niet erg lekker, maar toch leuk om te proberen. Dit soort kleine ervaringen zijn voor mij veel waardevoller dan zo'n grote gouden prots.
Hsipaw
Na Yangon, reizen we door naar de Shan State, een provincie in de noordoostelijke bergen. Hier zien we het leven op het platteland! Een duidelijk verschil met de grote stad. Aan de ene kant voelt de sfeer hier gemoedelijker. Alle kindertjes spelen gerust in hun pyjamaatjes op straat. Aan de andere kant is het tien keer beter opletten: Hier mogen namelijk wél motoren rijden! Dit geeft ook weer een erg dynamisch straatbeeld als we door het kleine stadje lopen. Al lopend door de hoofdstraat van Hsipaw doen we vele indrukken op. Ik zie een jongen die motoronderdelen aan het lassen is, en ik tel wel vijf mensen op één motor. De kapper is gewoon een hutje met daarin een kapstoel. De tandarts idem dito, brr, als je al geen angst had voor de tandarts krijg je het hier wel.
Overigens eten we hier de lekkerste en vrijwel de goedkoopste maaltijd van de hele vakantie: Een simpele hotpot vol noedels, kip en groenten. Een soort instant noodles, maar dan vers! Het kost maar 1500 kyat (omgerekend 1.5 dollar) en voor twee grote porties hier van met zes bier betalen we hier in totaal nog geen 8 dollar voor.
Al lopend door Hsipaw, zien we een kleine fotostudio, en nemen een kijkje. Een oude man komt naar buiten en we beginnen een gesprekje.
"Mingalabar! My name is Dicky, and I am 64 years old. You have a nice camera, lady, what model is it? Ah, a 7D, how nice and expensive. How much did you pay for it? I only have a 350D, it's very old. But it still works. Can you take a picture of me? Please send a small picture to my email address, because I only have internet on my mobile phone. No, not many customers anymore. They all want a young photographer for their wedding. But I still have my camera. I love my job."
Zo graag zou ik willen dat ik mijn oude 400D (al een oud model, maar nog altijd nieuwer dan zijn 350D) bij me had. Ik had hem graag aan hem achter gelaten.
In Hsipaw maken we ook een wandeltocht door het platteland. Onze gids heet Omar, en het is een klein zeventien jarig meisje. Ze is pas 10 dagen gids, maar ze doet het fantastisch. Ze weet erg veel te vertellen over de Shan State, de gewassen (het is momenteel geen rijstseizoen dus er groeien allerlei groenten en fruit op de normaal zo groene rijstvelden) en ze spreekt ook nog eens goed en verstaanbaar Engels. Echt een leuk klein ding. We bezoeken een rijstnoedel fabriek, allerlei kleine dorpjes en we maken een boottochtje. Onderweg zien we mensen op het land werken, rijdt er een trein langs, en hebben we lunch in de 'supermarkt', een klein bamboe hutje vol etenswaar. We eten hier Shan Noodles, heerlijke noedelsoep met tomaat, groene blaadjes en gepulverde pinda's. Dit voelt echt als Azië!
Kyaukme
"Out, get out!" Ineens worden we de bus uit gezet. Huh, we zijn toch nog lang niet in Kyaukme? "Bus finished!" Nee, dit ziet er niet uit als een dorpje. Eén kleine winkel langs de weg, dat wel. Ok, vooruit, we stappen uit, en direct wordt onze bagage ook uit de bus gehaald. Bus, zeg ik, maar dat is een kleine overstatement. Niet zoals de lijnbus zoals wij 'm in Nederland kennen in elk geval. Dus we staan daar langs de kant van de weg te wachten, terwijl we van Hsipaw naar Kyaukme zouden gaan. Al gauw wordt duidelijk wat er nou precies aan de hand is. Wij mogen nog wel mee hoor, maar eerst moeten er even 40 zakken rietsuiker worden ingeladen! Een snelle rekensom zegt ons dat we zometeen op zo'n 1500 kilo suiker zullen zitten. De bus zakt ook steeds verder door z'n assen. Maar het gaat goed. Na een half uur kijkend naar dat ene jongetje dat de rietsuiker de bus in tilt (z'n arme schouders!), mogen we weer instappen. Eerst wij er in, bovenop de rietsuiker wel te verstaan, dan onze tassen er weer in. Alleen... de tas van m'n vriend past niet meer. Geen nood. Hup, tas op het dak. Met slechts één touwtje en een knoop zit-ie vast. Of ie aankomt in Kyaukme? Dat moeten we nog maar zien. Eerst maar eens deze heuvel op zien te komen met al dat gewicht.
We komen goed en wel aan in Kyaukme hoor, inclusief tas!
In Kyaukme hebben we een beetje een rotdag. In ons programma staat dat we met een gids een wandeltocht gaan maken en we mogen kiezen tussen een rustige wandeling langs dorpjes of een zwaardere zes uur durende tocht door de bergen. Wij zijn beide geen wandelaars en gezien de knie van m'n vriend kapot is, willen wij graag het laatste doen. Maar ergens gaat er iets mis in de communicatie, en we belanden met een groep andere toeristen op de grote wandeltocht door de bergen. Dit wordt ons pas duidelijk terwijl we al aan het puffen en steunen zijn, niet ons ding. Sterker nog, ik ben pisnijdig dat dit zo gaat, want ik zie hoe moeilijk we het hier beide mee hebben en hebben het gewoon absoluut niet naar onze zin. Teruggaan is geen optie, we zullen deze wandeltocht dus moeten voltooien. Natuurlijk is het landschap wel mooi en de bezoeken alsnog bovenop de berg een klein dorpje van de lokale stam. Hier zijn ontzettend lieve kindertjes die maar achter ons aan blijven lopen te giebelen, erg schattig. Ook eten we hier een maaltijd in een bamboe hut bij mensen thuis. Erg bijzonder, je krijgt echt een beeld van hoe mensen hier leven. Dit zijn de leuke herinneringen van deze wandeltocht. Maar de helse terugreis (zeer steil lopend over rollende stenen en een grote val) werpen een schaduw over deze herinneringen: We vinden dit gewoon echt verschrikkelijk. Ook is het guesthouse hier het minste van de hele reis, niet prettig als je toch al niet zo lekker bent. Gelukkig blijven we hier maar één nachtje.
Zorg dat je een kussentje koopt op de markt voor de harde, houten banken in de trein. Dit staat beschreven in ons programma. Zo gezegd, zo gedaan, al kunnen wij geen kussentjes vinden, maar we kopen een dikke deken waarop we kunnen zitten in de treinreis die we gaan maken. Eenmaal in de trein, blijkt dat we dus gewoon in de Eerste Klas zitten, met stoelen die nog lekkerder zitten dan in de treinen van onze NS! Dat dekentje hebben we dus echt niet nodig. Vlakbij zit een oude vrouw rustig te lezen. We denken allebei duidelijk hetzelfde. Aan het einde van de treinreis staan we dan ook op en geven het dekentje aan haar. Hopelijk ligt zij of haar familie nu heerlijk onder dat dekentje te slapen.
Het hoogtepunt van de treinreis is overigens ook wel een foto waard. De Gokteik Viaduct is een stalen constructie gebouwd door de Pennsylvania Steel Company in opdracht van de Britten in 1901. Dat is dus oud, heel oud. Zodanig oud dat we het toch wel heel spannend vinden om daar over te rijden in zo'n gammele trein, over een vallei die 250 meter lager ligt. Maar wat is het prachtig! Totaal niet eng, want de trein rijdt hier heel rustig overheen. Dit in tegenstelling tot de rest van de tijd; na het viaduct begint het schommelen weer en hobbelen we vrolijk verder.
Mandalay
The Road to Mandalay is het beroemde gedicht van Rudyard Kipling. De weg die hij beschrijft is niet een weg, maar de rivier de Ayeyarwaddy. Wij komen echter niet per boot aan in Mandalay, maar met een kleine, gammele pick-up truck. Bij aankomst met de trein in Pyi Oo Lwin moeten we namelijk zelf vervoer regelen naar Mandalay en dit is lekker goedkoop. Halverwege de bergrit naar beneden moeren we wel verplicht stoppen, want de chauffeur moet de remschijven met een waterslang koel spuiten. Ook een manier! Uiteraard gebruik ik deze korte pauze om rond te lopen en de kindertjes rennen al gauw weer achter me aan. Ik vind de Birmese kindertjes zo lief! Ze willen allemaal op de foto en zijn niet schuw als het op poseren aan komt. Eenmaal in Mandalay aangekomen, worden we abrupt uit de pick-up gegooid op de hoofdweg, en moeten we zelf maar bij het guesthouse zien te komen. Er rijden alleen geen taxi's in Mandalay! Alleen motortaxi's, maar dat durf ik niet. Ik durf nog best op een motor met m'n grote reistas er bij gepropt hoor, maar we moeten ieder op één motor, het is al donker, ik heb geen kaart van de stad, en telefoonontvangst bestaat hier niet voor buitenlanders. Tot nu toe zijn de Birmezen ontzettend te vertrouwen, maar ik vind het een te groot risico om met al m'n bezittingen inclusief mezelf bij zo'n motormuis te stappen, wat als ie ineens met mij de andere kant oprijdt? En dus lopen we, twee kilometer met de tas aan de hand (gelukkig kan-ie rollen), door de donkere, onverlichte stad en komen gelukkig wel veilig aan bij het ontzettend knusse guesthouse.
In Mandalay doen we eigenlijk dé toeristische dingen van Myanmar. We bezoeken meerdere zogenaamde 'workshops', zoals een steenhouwerij, bronsgieterij, bladgoud fabriekje, etcetera. Ook bezoeken we hier drie toeristische dorpjes, vol pagode's, kloosters en geschiedenis. Met paard en wagen hobbelen we over de zandpaadjes. Bijzonder is het volledig teak houten klooster, waar monniken op de grond zitten te studeren. Een klooster is ook echt een soort schooltje. Birmezen moeten twee keer per leven verplicht naar het klooster, ook al ze jong zijn. Een klooster biedt voor die kinderen toch ook een zekere stabiliteit, een ritme, onderdak en met name onderwijs.
Oh, wat is dit bijzonder! Zo bijzonder, dat ik bijna moet huilen. Wat een geluk dat we dit spontaan tegen komen. We lopen midden tussen een parade voor de kleine monnikjes die ingehuldigd worden. Morgen gaat hun haar er af en begint hun leven als sobere monnik, maar vandaag vieren ze feest. Alle kleine jongetjes (ja het zijn jongetjes), zitten bloedzenuwachtig op hun paardjes, in hun paarse pakjes met make-up op hun gezicht. De vaders en moeders komen één voor één in een stoet naar boven gelopen, elke stam in een ander kostuum. En daar gaan ze: Stapvoets komen de versierde paarden- en ossenkarren naar voren zo de straat over. En ik? Ik ben zo vol van het fotograferen met de tranen opwellend achter m'n camera, dat ik niet oplet en pardoes door de paardenstront glijd met m'n teenslippers. Maar het kan me niets schelen, wat een pracht en praal!
Voorzichtig loop ik over de U-Bein Bridge, een brug van wel 2 kilometer lang en compleet gemaakt van teak hout. Een echte blikvanger, vooral met zonsondergang. Daarvoor zijn we hier, we willen dé foto met zonsondergang maken. Maar dat duurt nog wel even dus om de tijd te doden, wandelen we een stukje over de brug. Maar.. Ik vind dit helemaal niet leuk! Het wiebelt en ik heb geen houvast. M'n vriend maakt een foto van me op de brug, maar terwijl ik hem aan kijk, barst ik ineens keihard in huilen uit. Ik durf niet meer verder! Ik heb hoogtevrees! Een béétje genant op een brug van drie meter hoog, maar de angst overheerst. Aan zijn hand durf ik stap voor stap terug te keren naar de grond. Ik ga wel foto's maken, daar ben ik meer een held in.
Eerst is het nog lachen...
Maar daarna toch huilen..
Bagan
Bagan is wel het hoogtepunt voor velen op reis in Myanmar. Het is een vlakte zo groot als de provincie Utrecht, met ongeveer 2000 tempels. Groot en klein, vol goud of oude muurschilderingen, opgeknapt of vervallen. Voor ons een letterlijk hoogtepunt, want we maken hier een ballonvaart. Met zonsopkomst varen we over de tempels, hoog in de lucht, met niets anders te horen dan het gas van de ballon. Het klinkt romantischer dan dat het is, want we staan wel met z'n zestienen in een ballon gepropt, maar dat geeft niet. Het uitzicht is werkelijk waar zo bijzonder, zo uniek.
Naast de ballon, kiezen we voor een iets minder 'sophisticated' vervoersmiddel, namelijk een e-bike, een soort ultra onhippe scooter. Te gênant voor woorden, maar oh wat hebben we een lol er om. Bovendien is het heerlijk om met 35 graden niet te hoeven fietsen. Zo kunnen we op ons gemakje de tempels bezoeken.
We bekijken meerdere tempels, de ene mooier dan de ander, en als tweede hoogtepunt beklimmen we een tempel voor de zonsondergang. We zijn de eerste op de tempel, en zitten heerlijk drie uur lang bovenop de tempel met niets of niemand om ons heen, behalve duizenden tempels en een paar geiten in de verte. En natuurlijk een kokosnoot als drankje. Idyllisch of niet?
We gebruiken Bagan ook als rustpunt in onze vakantie. Gezien we al behoorlijk wat gereisd hebben, zijn we wel even toe aan een lekker hotel met zwembad en bovendien een privé pagode waaraan we 's avonds dineren. De hele pagode is versierd met kaarsjes. Niet echt Unesco vriendelijk (vanwege het onjuiste onderhoud staat Bagan ook niet op de Unesco Wereld Erfgoed Lijst), maar bijzonder is het wel!
Kalaw
Die grijns is niet meer van mijn gezicht te krijgen volgens mijn vriend. Hij heeft me nog nooit zo intens zien genieten. We zijn bij een olifantenkamp en ik geniet inderdaad ontzettend. Dit is geen olifantenkamp waar op olifanten mag worden gereden door toeristen; nee, de toerist staat geheel in dienst van de olifant. We mogen ze alleen voeren en wassen, en oké, wel even er op klimmen in het water. Er was me gezegd dat Aziatische olifanten een stuk kleiner zijn dan Afrikaanse (die ik vorig jaar heb gezien), en dat klopt ook wel, maar deze zijn toch ook wel héél groot voor een klein meisje zoals ik. Ik aai ze voorzichtig en moet steeds zo lachen als de slurf de banaantjes van me pakt. Zo'n groot gek ding. Na het bananen voeren aan de olifanten, mogen we Winmama, een bejaarde, blinde olifant, gaan wassen in de rivier. Een ontzettend idyllisch plekje, bij een watervalletje in de rivier. Uiteraard moet ik wel een über sexy Mahout (olifantentrainer) broek aan van een soort jute. En dan bovenop Winmama klimmen. Ik vind het niet eens eng, ik vind het geweldig! Ze voelt zo ruw en prikkelig, maar ze is wel lief. Als ik dan van de eigenaar van dit mooie kamp hoor dat in 1988 er tien olifanten van dit kamp naar de Dierentuin Emmen zijn vervoerd, kan mijn dag helemaal niet meer stuk. Die olifanten heb ik dus als kind zo vaak gezien! Dat ik nou uiteraard in dít kamp terecht moet komen, wat een toeval! En inderdaad: De Nederlandse krantenartikelen uit de Emmer Courant van 1988 hangen hier nog vol trots aan de muur.
Nyaungshwe
Nyaungshwe is een klein, overtuigend op toeristen ingericht stadje aan de rand van Inle Lake. Ook al is het hier duidelijk toeristischer, is het wel een erg leuk plaatsje. Hier bezoeken we een wijngaard (wie kan nou zeggen dat ie Birmese wijn gedronken heeft?) en proberen we voor het eerst echt street food uit. We gaan naar de avondmarkt, waar allerlei kleine kraampjes en restaurantjes staan met barbecue eten. Wij gaan 'veilig' voor de spiesjes, hoewel we echt geen idee hebben wat de helft van het eten is. Ik wil uiteraard de Angry Birds spiesjes. Wat het is kom ik niet echt achter. Ik denk een soort krab-achtig mengsel met een hele hoop kleurstof! M'n vriend gaat voor de echte kippenklauwen. Echt lekker is het allemaal niet, maar wel een hele ervaring: Als eerste leg je alle spiesjes die je uitkiest in een roze plastic mandje en daarna gaat het op de barbecue. Terwijl ons vlees ('vlees', sommige dingen zijn echt ondefinieerbaar) op de barbecue ligt, valt de stroom in de stad uit. Maar een barbecue brandt gewoon door, dus met de zaklamp van m'n vriend, komt de straatverkoper een heel eind, en bereid ie onze spiesjes. Daarna worden ze weer - heel hygiënisch - in hetzelfde roze plastic mandje gelegd, waar eerder die rauwe kip in lag inderdaad. Ach, gelukkig brengt ons lieve serveerstertje ons genoeg bier. Dat ontsmet enige bacteriën wel. Ook bijzonder: Ze is een jonge vrouw, hard aan het werk. Op haar rug draagt ze een baby in draagzak. De baby slaapt gewoon door, zal wel gewend zijn aan het straatgeluid en alle geuren van gebrand vlees. Harde werkers toch, die Birmezen.
Steeds een paar stapjes dichterbij. Heel voorzichtig komt het driejarige jongetje naar mij toe. Hij heeft een schriftje in z'n hand, en een pen. Ik wijs naar beiden, en hij geeft me al twijfelend de pen. Ik pak het schriftje en teken een poppetje, gewoon zo'n stokje met een rondje er boven en armpjes en beentjes. Hij kijkt er naar, ik geef de pen terug, en hij tekent een streepje. Weer kijkt ie me aan. Ik pak de pen weer en ik teken een huis. Hij tekent er een soort van raam in. Ik teken een os, want dat valt binnen zijn belevingswereld. Hij tekent een staart, en een touw. De os moet wel vast staan volgens hem. Al die luchtballonnen, zonsondergangen en dure hotels zijn dan wel onvergetelijk mooi, maar dít is het mooiste moment van mijn reis. Zo puur en zo'n klein oprecht moment. Ik vind het zo'n lief jongetje dat ik wel kan huilen als ik aan dit moment terug denk.
Het kleine jongetje is het neefje van Thuzar, een jonge vrouw die drie maanden geleden een kookcursus is begonnen. Dit lijkt ons ontzettend leuk, dus we gaan met haar samen de markt op. Ze weet ons allerlei interessante dingen te vertellen over alle etenswaar. Wist je bijvoorbeeld dat overal in de Birmese keuken een soort 'chicken powder' in gaat? Waarvan? Juist, Knorr, Unilever dus! Tijdens de kookcursus is het geloof ik niet echt de bedoeling dat we zelf leren koken (een man die kookt vindt ze al helemaal raar!), maar we kijken met veel plezier met haar mee, terwijl ze in haar bamboe hutje op haar drie pits fornuis (drie stenen bakken met vuurtje er in) allerlei curries en salades bereid. We mogen af en toe een beetje roeren, maar verder genieten we met name, schrijven de recepten op, spelen met haar zoontje en neefje, en praten in het Engels, want dat wil ze graag verbeteren. Het eten is ook niet eens echt lekker, maar toch is het een bijzondere ervaring. Uiteraard zijn we hier de grote, rijke toeristen, maar we hebben toch heel wat contact met de locals op deze manier.
Inle Lake
Als laatste echte bestemming gaan we naar Inle Lake. Dit is een meer midden in Myanmar dat bekend staat op m'n beenroeiers. De naam zegt het al: Men roeit hier met één been op de boot, en één been tegen de roeispaan aan. Een bijzonder gezicht. Vooral met het zachte licht van de zonsopkomst. De eerste dag dat we op Inle Lake varen, zie ik echter weinig van deze vissers. Ik had verwacht dat het hier vol zou zitten met vissers, maar pas aan het einde van de dag zien we drie vissers die hun netten uit gooien. Of nee, wacht. Ze staan kunstjes te doen met hun netten, balanceren op hun boot. Ik vind het een beetje een farce, het voelt zo nep. Is dit het nou? Is het land echt in zo'n sneltreinvaart zo toeristisch geworden dat dit gewoon nep blijkt te zijn? De foto's die we schieten zijn mooi, maar wetende dat dit in scene is gezet, is het ultieme authentieke gevoel wel weg.
Gelukkig zien we de volgende dag wél de echte vissers. We bedenken dat de vissers een soort roulerende dienst hebben om de toeristen te vermaken, zodat de echte vissers rustig hun werk kunnen doen. Wie weet. De echte vissers staan in elk geval een stuk mooier op de foto, al is het vanaf een afstandje.
Rondom Inle Lake bezoeken we nog een mooie markt en meerdere workshops. Allemaal vrij toeristisch maar toch wel mooi. We zien hier ook enkele longneck vrouwen, die blijkbaar oorspronkelijk hier vandaan komen, maar velen zijn naar Thailand 'geimporteerd' voor het toerisme. Ik vind het lastig, ik wil geen aapjes kijken, en neem slechts één foto van een vrouw die aan het weven is. De echte weverij vind ik wel mooi om te zien, al die kleuren en stoffen, en wat een werk! Ook krijg ik hier thanaka op mijn gezicht. Dat is een mengsel van boomschors en water, en dient als zonbescherming en make-up.
Het echte leven op het meer is dan interessanter om te zien eigenlijk. Men leeft hier in bamboe hutjes op palen en hebben tuinen gebouwd op het water. Zo kunnen ze toch groente en fruit verbouwen. En wij maar denken dat Nederlanders met water opgroeien!
Om nog één dagje tot rust te komen, verblijven we een dagje in dit hotel. Het is hier heerlijk kalm, behalve dat de motorboten elke minuut langs varen. Maar dat geeft niet, het is heerlijk om even in je luie stoel een boek te lezen en een massage te kunnen nemen. Soms mag een beetje decadentie best!
Yangon
En dan zijn we ineens weer in Yangon, waar het allemaal begon. Het lastige is dat we eigenlijk niet echt meer weten wat we moeten doen. De grote bezienswaardigheden hebben we allemaal al gezien, de straten rondom het centrum al gelopen. We besluiten naar een grote markt buiten het centrum te gaan. Wat een goede keuze! Dit is de markt voor de lokale mensen, niet voor toeristen. Sterker nog, we zijn letterlijk de enige toeristen hier en we worden echt aangestaard. Kleine kindjes, maar ook volwassenen, die elkaar aantikken en naar ons wijzen. Wellicht hebben ze echt nog nooit een blanke gezien. Kleine jongetjes willen op de foto. Ze komen steeds dichterbij m'n lens en ik duik steeds verder naar achteren. Zo leuk! De markt is zo overweldigend. Ik ben dan al drie weken in Myanmar, maar voor het eerst heb ik echt een cultuurschok. De mensen, de drukte, al het etenswaar,het geluid, maar met name de geuren. Het stinkt er niet eens echt, het is gewoon intens en zwaar. Al het afval wordt op de grond gegooid en het is veertig graden. Geur van gefermenteerde vis vermengd met verse bloemen, al het fruit en groente, er wordt gegeten, riksja's vol dozen komen tringelend over de markt dus goed oppassen want ze remmen niet, kindjes liggen in manden te slapen, mannen wassen wortels in grote manden, overal water, bladeren en groente op de grond. Het is heel intens en het wordt me haast te veel. Maar oh wat is het fotogeniek en zo mooi. Wat een prachtig, authentiek einde van een fantastische reis!